top of page

psychiatrisch verpleegkundige

Wat zijn verpleegkundige werkzaamheden in de psychiatrische?

 

  • Bnnen je werk als GGZ verpleegkundige moet je handelen volgens de richtlijnen zoals die zijn opgesteld in het beroepsprofiel GGZ-verpleegkundige. Samengevat gaat het om het volgende: De GGz-verpleegkundige is bekwaam om potentiële en actuele GGz-zorgbehoeftes op complexiteit en urgentie te kunnen inschatten en de aard en omvang van de zorg die nodig is te kunnen organiseren en uitvoeren. Zij biedt zorgvragers in uiteenlopende woon- en leefomgevingen, en met unieke gezondheid- en bestaansituaties, ondersteuning en begeleiding bij de gevolgen van hun psychiatrische ziekte en de voorkomende beperkingen en mogelijkheden die daarvan het gevolg zijn.

 

  • Naast de eisen die het beroepsprofiel voorschrijft moet je binnen de zorg ook met het behandelaanbod ook voldoen aan de wettelijke eisen die via wetten en regels zijn beschreven. Deze wet- en regelgeving is samengevat in een document dat hier te raadplegen is. Klik hier voor het document "wet op de geneeskundige behandel overeenkomst (WGBO).

 

  • Wanneer je als leerling verpleegkundige (MBO) aan het werk gaat is er ook nog je kwallificatiedossier waar in staat wat er van jouw als starter binnen de GGZ wordt verwacht. In het kwalificatiedossier staan de werkprocessen die je binnen je opleiding moet behalen en zijn de indicatoren beschreven om te voldoen aan de werkprocessen. Voor de student verpleegkunde (HBO) zijn de opleidingseisen anders geformuleerd. Als HBO student moet je binnen de opleiding  aantonen dat je voldoet aan de 5 rollen zoals die beschreven zijn in de beroepscompetenties voor de HBO-GGZ verpleegkundige.  Wanneer je op je eigen niveau aan deze eisen hebt voldaan behaal je je diploma ( en als je ook kiest voor je "speld" draag deze met trots) waarna je wordt toegelaten tot het BIG-register.

  • Maar wat zijn je werkzamheden in de GGZ. Binnen het werk als psychiatrisch verpleegkundige heb je natuurlijk de dagelijkse werkzaamheden zoals ADL, medicatieverstrekking, bieden van structuur en dagprogramma. Deze werkzaamheden vragen echter een andere inzet omdat je rekening moet houden met de psychiatrische klachten die de cliënten hebben. Zo zal iemand die achterdochtig is mogelijk terughoudend zijn bij het innemen van de medicatie. Wanneer je iemand met een eetstoornis gaat wegen kan dit zeer confronterend zijn en iemand met een depressie zal niet direct uit bed springen wanneer je de cliënt roept voor het ontbijt.

 

  • Daarnaast is het observeren een belangrijk onderdeel van je werk. Binnen de psychiatrie heb je minder mogelijkheden om via röntgen of bloedonderzoek te onderzoeken hoe het met de cliënt gaat. Als verpleegkundige maak je de cliënt het grootste deel van de dag mee waardoor jouw observaties belangrijke informatie bevat voor het multi disciplinaire overleg (MDO). Wanneer je de huiskamer inloopt zie je wie contact heeft met de ander (actiever ondanks de depressie), wat de activiteiten zijn (of iemand in de manische periode grenzeloos is), wat de inhoud van de gesprekken is (sombere stemming of juist opgewekt) en kun je tijdens een gesprek het realiteitsbesef (psychose) van de cliënt beoordelen. Je kunt dus via observaties nagaan hoe het met de cliënt gaat. Deze observaties geven veel informatie over het toestandsbeeld van de cliënt waarbij het gedrag van de cliënt een indicatie is of het toestandsbeeld van de cliënt verbeterd of juist verslechterd. Dit is mede belangrijk om te kijken of de medicatie aanslaat of juist bijwerkingen geeft.

  • Om te checken of je interpretaties van het gedrag juist zijn moet je in contact komen met de cliënt. Knoop een gesprek aan maar dring je niet op. Houd rekening met een lage EE. Van daaruit ontstaat (groeit) je behandelrelatie. Wanneer je een behandelrelatie hebt kun je met de cliënt de zelfzorgtekorten (hulpvraag) bespreken en samen doelen (verpleeg of zorgplan) opstellen. Check dus bij de cliënt of je interpretatie van wat je ziet of hoort ook daadwerkelijk klopt zodat je objectief en concreet kunt rapporteren. (Binnen de zorg is er een richtlijn "verslaglegging verpleegkunde en verzorgende" opgesteld. In deze richtlijn is een schematisch overzicht beschreven waar rapportage aan moet voldoen maar ook aan de wettelijke eisen en regels die aan de rapportage verbonden zijn. Klik hier voor de richtlijn.)

 

  • Geef vertrouwen aan de cliënten. Zeg wat je doet en doe wat je zegt. Kom je afspraken dus na. Daarnaast is het belangrijk dat je er bent voor de cliënt. Dit noemen we binnen de psychiatrie letterlijk ” present zijn”.

  • Houd rekening met de achterliggende reden voor het gedrag. Veel cliënten kunnen moeilijk omgaan met hun problemen waardoor ze op een inadequate manier een oplossing proberen te vinden. Wanneer iemand niet in staat is om op een juiste manier om te gaan met problemen spreekt men van een inadequate coping. Iedereen wil zich goed voelen en veel cliënten vertonen gedrag waardoor ze zich tijdelijk wel even goed voelen terwijl deze oplossing niet altijd gewenst is en op de langere termijn nadelen geeft. Er zijn veel mensen die gaan sporten of muziek gaan luisteren om zich te ontspannen als ze veel stress ervaren. Wanneer je echter iedere avond 4 uur in de sportschool aan het trainen bent is de vraag of dat de juiste manier is. Wanneer mensen een goed gevoel proberen te krijgen door drugs te gebruiken, een eetverslaving ontwikkelen, sociale situaties gaan vermijden (fobie) of zichzelf gaan beschadigen (automutilatie) om toch maar iets te voelen hebben we het over inadequate coping. Wanneer het gedrag maakt dat mensen worden beperkt in hun functioneren, spreken we van een stoornis. Dit is het moment dat je als verpleegkundige hulp kunt bieden. Vaak wordt het “ongewenste gedrag” behandeld met gedragstherapie omdat medicatie niet altijd de gewenste oplossing biedt of juist nadelige bijwerkingen geeft.

 

  • Maar hoe kun je de coping van de cliënt nu verbeteren? Naast medicatie wordt er binnen de GGZ vaak gewerkt met cognitieve gedragstherapie. Hiermee geef je de cliënt inzicht in de problematiek en leer je vaardigheden aan om op een adequate manier om te gaan met de problematiek. Wanneer dit lukt maak je de cliënt weerbaar maar verbeter je ook het zelfvertrouwen en mogelijk het zelfbeeld omdat de cliënt gaat ervaren dat ze zelf invloed kunnen uitoefenen op de problematiek. Veel cliënten hebben het gevoel dat het hen allemaal "overkomt". Wanneer de cliënt ervaart dat ze zelf aan het herstel hebben bijgedragen zal dit een positief effect hebben op de gemoedstoestand van de cliënt. Dit kan nog verder gaan wanneer de cliënt meer zelfvertrouwen krijgt waardoor ze minder tegen bepaalde situaties opzien of situaties niet meer uit de weg gaan (vermijding). Binnen cognitieve gedragstherapie worden vaardigheden aangeleerd om inzicht te krijgen in je eigen gedrag, wat het met je doet en wat je er zelf aan kunt veranderen (beïnvloeden). Binnen de V.E.R.S. training wordt veel gewerkt met “het pannetjes model” waarbij de cliënt beschrijft hoe men zich voelt binnen een bepaalde situatie, wat dit met hen doet en wat ze er zelf aan kunnen doen (of iemand in de naaste omgeving) om de situatie te doorbreken. Dit geeft de cliënt veel inzicht en richtlijnen om zelf interventies te starten om uit een bepaalde situatie te stappen. Deze vaardigheid vraagt veel zelf-inzicht van de cliënt. Een veel gebruikte methode is het G-schema. Klik hier voor een korte uitleg over het G-schema en klik hier voor het werkboek G-schema "gedachten uitpluizen" dat gebruikt kan worden bij CGT. Er is ook een G-schema app ontwikkeld.

 

  • Binnen de cognitieve gedragstherapie (CGT) geef je de cliënt inzicht in eigen gedrag waarbij ze moeten leren om dit gedrag, gevoelens of gedachten te herkennen. Als hulpverlener binnen de GGZ kun je voor cliënten een signaleringsplan opstellen waarin je samen me de cliënt beschrijft wat signalen kunnen zijn die aangeven dat het slechter gaat met de cliënt of dat de cliënt een terugval heeft naar een lager niveau van functioneren. Wanneer je als cliënt of hulpverlener in een vroeg stadium signaleert dat het minder goed gaat kun je ook in een vroeg stadium ingrijpen waardoor de terugval minder “diep” is en minder negatieve gevolgen heeft, er sneller een behandeling ingezet kan worden (bijvoorbeeld een tijdelijke medicatieverhoging) waardoor de cliënt sneller zal herstellen. Klik hier voor een voorbeeld van een signaleringsplan. Voor meer informatie is hier het handboek signaleringsplannen te downloaden.

 

  • Het opstellen van een signaleringsplan zal niet binnen enkele dagen klaar zijn. Wanneer je dit met een cliënt, die een depressie heeft doorgemaakt, wilt beschrijven zal de cliënt zich vaak in de loop van de weken meer signalen gaan herinneren uit de periode dat de cliënt in de depressie raakte. Deze signalen moet je opnemen in het signaleringsplan zodat bij een volgende terugval in een depressie de cliënt (of iemand in de naaste omgeving) dit dus sneller zal herkennen en aan de bel kan trekken. Binnen de GGZ wordt er binnen de behandeling regelmatig vanuit het signaleringsplan met de cliënt besproken hoe het gaat. Hiermee heb je als hulpverlener duidelijke informatie en komt de “observatie en signalering” uit de eerste hand.

 

  • Een aantal van de hierboven beschreven behandelingen zijn samengevoegd in de IMR behandeling. Dit is een behandeling / begeleiding waarbij sociale integratie en herstel van cliënten met chronische psychiatrische aandoeningen centraal staat. Kijk hier voor extra informatie over deze IMR behandeling.

 

  • Voor een overzicht over de GGZ download hier het document GGZ in cijfers.

 

bottom of page