top of page

Suïcidaliteit (ICIDH b 13)

A Verpleegkundige diagnostische termen

Definitie: Geneigdheid zich in gedachten, woorden en/of daden bezig te houden met de eigen levensbeëindiging

 

Beïnvloedende factoren

a psychose

b persoonlijkheidsstoornis

c depressie

d druggebruik

e overmatig alcoholgebruik

f hallucinaties

g wanen

h angst

i lage zelfwaardering

j relatieproblematiek

k gezins- of familiecrisis

l stoornis in impulsbeheersing

m schuldgevoel

n chronische pijn

o sociaal isolement

p ziekte-inzicht

q geestelijke/levensbeschouwelijke nood

r onverwerkte traumatische ervaringen

s situationele omstandigheid

Kenmerken en aanwijzingen

1 afzondering

2 depressiviteit

3 vernauwd bewustzijn

4 angst

5 verwoording van suïcidale gedachten/gevoelens

6 verwoording van suïcidale plannen

7 obsessie met de dood

8 afscheidsrituelen

9 impulsief gedrag

10 suïcidale activiteiten (T.S.)

11 gevoelens van hopeloosheid

12 gevoelens van hulpeloosheid

13 verzameling van middelen waarmee suïcide gepleegd kan worden

14 Langdurige slapeloosheid

B Verpleegdoelen

1 Cognitieve verpleegdoelen

1a Toont inzicht door het verwoorden van factoren die tot suïcidale gedachten en pogingen leiden.

1b Toont adequate oplossingen voor problemen, in plaats van suïcidale gedachten en pogingen.

2 Affectieve/sociale verpleegdoelen

2a Praat over gevoelens die te maken hebben met suïcidaliteit in plaats van het ondernemen van acties in die richting.

2b Accepteert en relativeert factoren die tot suïcidaliteit kunnen leiden.

3 Psychomotorische verpleegdoelen

3a Zoekt afleiding op momenten dat suïcidale gedachten aanwezig zijn.

3b Voert geen suïcidepoging uit.

C Verpleegkundige interventies

1 Directe zorg

1a Opbouwen van een therapeutische vertrouwensrelatie

1b De patiënt de ruimte geven om somberheid/spanning te bespreken.

1c De patiënt ondersteunen in het aangaan van contacten.

1d Stimuleren van een gestructureerde daginvulling waarbij de regie en verantwoordelijkheid zoveel mogelijk bij de patiënt blijven.

1e Afleiding/ontspanning aanbieden.

1f Bij spanning en/of angst zo nodig medicatie aanbieden op voorschrift van een arts.

1g Samen met de patiënt een schriftelijk `no-suicide-contract' opstellen.

1h Toepassen van Middelen en Maatregelen volgens behandelplan.

1i Controleren op contrabande bij opname en op andere voor de hand liggende momenten.

1j Positief labelen

 

2 Training

2a Bespreken van kenmerken die op suïcidaliteit wijzen.

2b Ondersteunen in het zoeken naar en gebruikmaken van probleemoplossende methoden; hierbij de sterke kanten van de patiënt benutten.

2c Confronteren met eigen verantwoordelijkheden en met de consequenties van gemaakte of te maken keuzes.

2d Het sociale systeem van de patiënt ondersteunen door uitleg te geven over suïcidaliteit en benadering.

 

3 Beoordeling

3a Observeren en rapporteren van suïcidale kenmerken.

3b Inventariseren van de gemoedstoestand van de patiënt.

3c Observeren en rapporteren van het effect van medicatie en interventies.

 

4 Management van persoonlijke zorg

4a Zorgen voor continu toezicht en aanwezigheid van verpleegkundigen.

4b Creëren van een veilig, maar ook stimulerend leefmilieu.

4c Zorgen voor een veilige leefomgeving (materieel).

4d Zorgen voor één-op-éénbegeleiding.

4e Zorgen voor een separeer die klaar is voor gebruik.

bottom of page