Automutilatie / Zelfverwonding (ICIDH b 13.0)
A Verpleegkundige diagnostische termen
* Definitie: Beperking in eigen veiligheidsbesef waarbij de lichamelijke integriteit opzettelijk aangetast wordt zonder de intentie tot zelfdoding. Hierbij hoort ook de neiging tot zelfverwonding.
* Beïnvloedende factoren
a lichamelijke aandoening
b schizofrenie
c verstandelijke handicap
d chronische pijn
e bipolaire stemmingsstoornis
f persoonlijkheidsstoornis
g depressie
h druggebruik
i hallucinaties
j wanen
k lage zelfwaardering
l hevige angst
m stoornis in de impulsbeheersing
n schuldgevoel
o verstoord coping-patroon
p (emotionele) stress
q sociaal isolement
r (onverwerkte) traumatische ervaringen
s emotionele verwaarlozing
t seksueel misbruik
u voorbeeldgedrag; andere mensen die zichzelf
beschadigen
v negatieve bekrachtiging door middel van aandacht
Kenmerken en aanwijzingen
* vóór de zelfverwonding:
1 concentratieverlies
2 lichte tremor
3 overpeinzingen
4 onbehagen
5 toenemende spanning
6 gevoelens van verlies van controle
7 onrust
8 agitatie
9 uitspreken van behoefte zichzelf pijn te willen doen
10 lichamelijk contact als bedreigend ervaren
11 materialen verzamelen waarmee men zichzelf schade
kan toebrengen
* tijdens de zelfverwonding:
12 dissociëren
13 plotseling overgaan tot actie zoals:
- zich bekrassen
- voorwerpen in het eigen lichaam steken/inslikken
- zichzelf slaan/zichzelf tegen een muur slaan
- zichzelf branden
- innemen van bijtende middelen
14 scherpe voorwerpen achterhouden
15 paniek
* na de zelfverwonding:
16 gemengde gevoelens zoals:
17 opluchting
18 schaamte
19 schuld
20 verdriet
21 zich terugtrekken
B Verpleegdoelen
1 Cognitieve verpleegdoelen
1a Herkent en benoemt factoren die leiden tot zelfverwonding.
1b Herkent en benoemt kenmerken en aanwijzingen van zelfverwonding.
2 Affectieve/sociale verpleegdoelen
2a Ervaart een afname van de behoefte tot zelfverwondend gedrag en maakt deze bespreekbaar.
2b Maakt de neiging tot zelfverwonding kenbaar aan de verpleegkundige.
3 Psychomotorische verpleegdoelen
3a Demonstreert constructieve vaardigheden om factoren die leiden tot zelfverwonding op te vangen (zoals afleiding zoeken, aangaan van contacten met anderen).
3b Voert geen zelfverwondende activiteiten uit.
C Verpleegkundige interventies
1 Directe zorg
1a De patiënt controleren op de aanwezigheid van scherpe of andere voorwerpen waarmee hij zichzelf letsel kan toebrengen.
1b Bewaken dat er niet te hoge eisen aan de patiënt worden gesteld, en vragen en eisen of doelen in heldere bewoordingen stellen.
1c De patiënt ondersteunen in het (her)inrichten en het weer oppakken van het dagelijks leven door middel van een duidelijk uitgewerkt dagprogramma.
1d De patiënt niet afwijzen wanneer hij behoefte heeft aan aandacht.
1e Samen met de patiënt een `niet-zelfverwondingscontract' opstellen.
1f Verwijderen van `gevaarlijke' voorwerpen uit de directe omgeving van de patiënt.
1g Aanbieden van een uitlaatklep bij spanningen in de vorm van fysieke inspanning (bijvoorbeeld hardlopen, boksen, gymmen).
1h Bij toenemende angst bij de patiënt blijven.
1i Na zelfverwonding zorg dragen voor verwondingen/schade op een neutrale en afstandelijke manier; geen positieve of negatieve ondersteuning bieden en niet meer aandacht geven dan strikt noodzakelijk is op dat moment.
1j Toepassen van Middelen en Maatregelen volgens protocol.
2 Training
2a De patiënt stimuleren om bij zichzelf signalen van spanning, angst, stress enzovoort te herkennen en deze vervolgens bespreekbaar te maken.
2b De patiënt stimuleren om zichzelf te beschermen door hem scherpe voorwerpen in bewaring te laten geven, en dit positief bekrachtigen.
2c De patiënt trainen in adequate probleemoplossingstechnieken en -methoden en coping-vaardigheden.
2d De patiënt ondersteunen door het duidelijk waarderen en bespreken van vorderingen die de patiënt maakt in het omgaan met spanning, angst, stress enzovoort.
2e De patiënt coping-vaardigheden aanleren om spanningen, stress, angst enzovoort beter te kunnen hanteren.
2f De patiënt leren om gebruik te maken van mantelzorg en hulpverleners bij een dreigende crisis (dreigend zelfverwondend gedrag).
2g De patiënt leren om de consequenties van (eventueel) zelfverwondend gedrag te zien (en te aanvaarden).
2h De patiënt positief bekrachtigen wanneer hij op adequate wijze gevoelens toont.
3 Beoordeling
3a Observeren en rapporteren van verschijnselen die in het verleden aan zelfverwonding voorafgingen.
3b Zelfverwonding in kaart brengen om zo eventuele patronen te ontdekken.
4 Management van persoonlijke zorg
4a Zorgen voor één-op-éénbegeleiding in tijden van extreme stress.
4b Zorgen voor een veilige, open en stimulerende omgeving.
4c Zorgen voor openheid en aandacht, maar niet voor speciale aandacht van hulpverleners voor zelfverwondend gedrag.
4d Zorgen voor een separeerruimte die klaar is voor gebruik.
4e Proberen het ziekenhuisbezoek van de patiënt naar aanleiding van zelfverwondend gedrag tot een minimum te beperken.
4f Zorgen dat er altijd mogelijkheden zijn tot het verlenen van eerste hulp op de afdeling.