top of page

Expressed Emotion

 

Expressed Emotions ( geuit gevoel) is de communicatie die gekleurd wordt door een uitgesproken vijandigheid en afkeuring of juist door overbetrokkenheid. 

 

Wanneer er in de communicatie voortdurend, of voor een lange tijd, sprake is van kritiek, boosheid, frustratie, of van te veel betrokkenheid kan dit de draaglast vergroten. (Vaughn & Lef, 1985) Eind jaren 70 en in de jaren tachtig is er veel onderzoek gedaan naar Expressed Emotion. De definitie is echter door de engelse socioloog Brown in 1959 al uitgevonden deze had gemerkt dat patiënten die met ontslag gingen naar hun ouders of partner sneller een terugval (in psychose) kregen dan patiënten die bijvoorbeeld alleen thuis kwamen.

 

De psychiaters Shaugn &Leff kwamen er in 1985 achter dat mensen met de diagnose schizofrenie met name door de negatieve symptomen (verlies van energie, terugtrekken, verminderde motivatie etc.) nogal eens negatief bejegend werden door hun hulpverleners, vrienden en familieleden of juist overbezorgd werden behandeld. Deze reacties vanuit hun directe omgeving werden expressed emotion(EE) genoemd. Geconstateerd werd dat patiënten die relatief veel van deze EE vanuit hun directe omgeving ondergingen, een grotere kans maakten op een terugval in psychose.

 

Van oorsprong is het begrip EE een samengestelde maat waarin de emotionele houding van een gezinslid ten aanzien van de patiënt wordt uitgedrukt. EE wordt gemeten in het Camberwell Family Interview(CFI) en tegenwoordig zijn er nog een aantal interviews zoals het Five Minute Speech Sample. Het CFI is echter nog steeds de beste maatstaf voor het bepalen van het EE. In het interview is de patiënt niet aanwezig. Gekeken wordt naar kritiek, vijandigheid, emotionele overbetrokkenheid, warmte en positieve opmerkingen. Het EE is hoog als tenminste 1 familielid meer dan 6 kritische opmerkingen over de patiënt maakt, als er sprake is van een vijandige houding en/of als men overbezorgd is. (Vaughn & Leff 1985)

 

Hulpverlening en het verhoogde EE

Vanaf de jaren negentig wordt er ook aandacht besteed aan EE bij professionele hulpverleners. In tegenstelling tot onderzoek bij gezinnen, wordt hoog EE bij begeleiders uitsluitend toegekend op grond van het aantal kritische opmerkingen en/of de aanwezigheid van vijandigheid. Er is vooral kritiek op de taken die patiënten moet uitvoeren en op hun gedrag (G. Van Humsbeeck e.a.,2001) Minder over de positieve symptomen omdat deze direct aan de ziekte toegeschreven zijn. In 1990 hebben de onderzoekers Frank en Gunderson aangetoond dat de beginperiode van de samenwerkingsrelatie tussen patiënt en hulpverlener cruciaal is. Patiënten die een goede relatie hadden met hun hulpverleners maakten meer en beter gebruik van de behandelvoorzieningen en ook de medicatietrouw lag hoger.

 

Die EE-score is zo belangrijk, omdat de patiënt met schizofrenie uiterst gevoelig is voor die nabije omgeving. Een hoge EE-score zet hem daarom danig onder druk. Het kan een negatieve invloed op zijn herstel hebben, maakt hem kwetsbaarder voor terugval, en heeft vaak een negatieve invloed op zijn zelfbeeld. Het risico van een terugval blijkt in een omgeving met een hoge EE-score bijna vijf keer zo groot te zijn als in een omgeving met lage EE-waarden.

 

Specifiek van belang is de relatie tussen expressed emotions en psychische decompensatie. Psychische decompensatie is het ontstaan of verergeren van de psychiatrische toestand (bijv. psychose). Dit neemt vaak onherstelbare schade met zich mee. Patiënten met schizofrenie hebben een grote kans op een psychische decompensatie wanneer zij in een hoog EE-klimaat verblijven. Het is van groot belang dat wordt gestreefd naar een laag EE-klimaat: een afdelingsklimaat waarin kritiek en overbezorgdheid geen onderdeel vormen van de attitude, maar slechts incidenteel voorkomen. Het reduceren van een hoog EE binnen dat klimaat is gerelateerd aan het zoveel mogelijk gelijk schakelen van de omgang tussen begeleiders en patiënten. Het streven naar een laag EE klimaat wordt geleid door de gedachte dat wat de begeleider niet zou tolereren in zijn eigen leefomgeving, voor de bewoners ook niet zou tolereren of zelfs ziekmakend zijn. (Appelo&Sloof, 1993)

Wat je als begeleider niet moet doen is het voorbij gaan aan het referentiekader van de patiënt, een patiënt heeft zijn eigen waarden en normen en die zal een begeleider moeten accepteren. Probeer een patiënt niet je eigen waarden en normen op te dringen. Beter kun je proberen te achterhalen waar het referentiekader van de patiënt ligt. Op deze manier kun je er achter komen waarom een patiënt bepaalde dingen zegt of doet. Ga er niet te snel vanuit dat een patiënt lui, koppig of onwelwillend is.

 

Ondersteuning van de familie. Als je een gezinslid hebt met een ernstige psychiatrische stoornis als schizofrenie brengt dit veel spanning met zich mee. Het is dan ook verstandig om de familie bij de begeleiding te betrekken. De familie is gebaat bij advies over hoe om te gaan met de symptomen van het zieke familielid, en bij praktische informatie zoals (bij)werking van de medicatie en wat te doen in een volgende crisis. Het ondersteunen en voorlichten van familieleden kan mogelijke kritiek of zelfs uitstoting van de patiënt voorkomen, zo’n situatie kan een hoop stress veroorzaken. Op een klinische afdeling komen de patiënten vaak als ze in een crisis zitten, de familie heeft daarvoor een hoop te verduren gehad en kan wel wat steun en rust gebruiken, een begeleider kan helpen in de te bieden steun. Een luisterend oor is vaak al genoeg. Voorlichting en informatievoorziening is iets wat tot nu toe vaak een taak van de behandelaar en/of maatschappelijk werker is. Maar veelvuldig komt de familie naar het begeleidende team toe, deze zijn natuurlijk veel aanwezig en zijn vaak 24 uur per dag en 7 dagen in de week met de patiënt aan het werk. Hierdoor kan een begeleider het familielid richtlijnen en handvaten aanbieden met betrekking op de zorg voor het zieke familielid.

 

Na opname kan de familie en/of nabije omgeving even wat rust pakken. Dit is een van de dingen die je als begeleider aan kunt raden. Er zijn nog een aantal adviezen: bewust creëren van aangename momenten, met een of meerdere gezinsleden wat ondernemen, bewust aandacht geven aan andere gezinsleden. Eens met een andere zoon of dochter alleen op stap gaan, contacten onderhouden met andere familieleden en vrienden. De problemen rond het familielid bespreekbaar maken, zonder dat dit probleem het gespreksonderwerp van de avond wordt. Veel mensen willen wel over deze dingen praten maar durven niet goed. (J. van Blarikom, 2003) Ook een familielid in contact brengen met een patiëntenvereniging of een lotgenotencontactgroep kan een advies zijn. Raad ze eens aan om een kijkje te nemen op het internet, het internet staat vol met goede en bruikbare informatie. Een familielid goed voorlichten kan er voor zorgen dat als de patiënt weer thuis komt, deze minder snel een terugval krijgt. Als de familie namelijk handvaten heeft om om te gaan met hun zieke gezinslid zal het EE binnen het gezin minder snel oplopen.

 

Juiste attitude en bejegening naar een patiënt met schizofrenie. De multidisciplinaire richtlijn schizofrenie beschrijft de volgende kenmerken:

 

  • De hulpverlener behandelt de patiënt met schizofrenie met respect en is in staat een houding aan te nemen die aansluit bij het toestandsbeeld van de patiënt en de omgeving waarin hij zich bevindt.

  • De attitude is empatisch en kan variëren van luisterend tot directief en handelend optreden. In de relatie patiënt-hulpverlener is samenwerking het leidende principe. Het welzijn en het welbevinden van de patiënten vormen het perspectief binnen deze samenwerking.

  • De hulpverlener hanteert de principes van afstand en nabijheid op een zodanige wijze dat de patiënt zich veilig en geaccepteerd voelt.

  • De hulpverlener is zich bewust van het verschil dat tussen de eigen waarden en normen en die van een patiënt en zijn omgeving kan bestaan. De hulpverlener dient als die verschillen aanmerkelijk zijn de eigen grenzen in het contact op een duidelijke en respectvolle wijze kenbaar te maken aan de patiënt.

  • De hulpverlener neemt verantwoordelijkheid voor het welzijn van de patiënt in situaties waarin de patiënt in gevaar is of dreigt te komen. Dit geldt in het bijzonder voor situaties waarin de patiënt in slechte leefomstandigheden verkeert en dreigt te verkommeren. De hulpverlener blijft deze patiënt actief benaderen, ook als deze hulp afwijst (bemoeizorg en Assertive Community Treatment).

  • De hulpverlener is betrouwbaar in de afspraken die binnen de samenwerking met de patiënt tot stand zijn gekomen.

  • De hulpverlener bewaakt en respecteert de privacy van de patiënt conform de modelregeling ‘Betrokken Omgeving, Modelregeling relatie GGZ-Instellingnaastbetrokkenen’.

  • De hulpverlener erkent het belang van goede informatie aan naastbetrokkenen.

  • Bij dreigend gevaar is zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen van dwangtoepassing binnen de kaders van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) geboden; zowel het afgeven van een geneeskundige verklaring als het besluit daarvan af te zien, kunnen gezien worden als interventies met werking én bijwerkingen.

 

bottom of page