top of page

Uitleg assen  

Binnen de GGZ worden de klachten die cliënten hebben via het DSM-V geregistreerd. Wanneer de diagnose is gesteld wordt dit in een schema verwerkt. Dit schema werkt met 5 assen. Binnen de eerste 4 assen worden de problemen van de cliënten beschreven waarna er op as 5 een score wordt aangegeven waaruit opgemaakt kan maken in hoeverre de cliënt beperkt wordt door de problemen.

As 1 Klinische stoornissen

As 2 Persoonlijkheidsstoornissen

As 3 Somatische aandoeningen

As 4 Psychosociale factoren

As 5 GAF-score

As 1: Klinische stoornissen

Op As 1 kunnen één of meerdere stoornissen worden geselecteerd volgens de diagnosetabel. De tabel laat tevens zien hoe de hoofdgroepen van de diagnosetabel volgen uit de hoofdgroepen van de DSM-IV-TR.

 

AS-I klinische syndromen 

• stoornissen die meestal voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in de adolescentie gediagnosticeerd worden: zwakzinnigheid (scoren op AS II), leerstoornissen, stoornissen in de motorische vaardigheid, communicatiestoornissen,

pervasieve ontwikkelingsstoornissen, aandachtstekort-en gedragsstoornissen, voedings- en eetstoornissen, ticstoornissen, stoornissen in de zindelijkheid, overige

• delirium, dementie en amnestische en andere cognitieve stoornissen

• psychische stoornissen door een somatische aandoening

• aan middelen gebonden stoornissen

• schizofrenie en andere psychotische stoornissen

• stemmingsstoornissen

• angststoornissen

• somatoforme stoornissen

• nagebootste stoornissen

• dissociatieve stoornissen

• seksuele stoornissen en gender-identiteitsstoornissen

• eetstoornissen

• slaapstoornissen

• stoornissen in de impulsbeheersing, niet elders geclassificeerd

• aanpassingsstoornissen

• andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn

• aanvullende codes.

! Let op: op deze as is de diagnose 799.9 “Diagnose/aandoening uitgesteld” niet toegestaan.

 

Let op: registreer V71.09 “Geen diagnose of aandoening op As 1 aanwezig” als er geen As 1-stoornis bij de betreffende patiënt aanwezig is.

 

Let op: vermijd het registreren van de NAO (Niet Anderszins Omschreven) zoveel als mogelijk is.

 

As 2: Persoonlijkheidsstoornissen

Op As 2 kunnen één of meerdere stoornissen worden geselecteerd volgens de diagnosetabel. Geef per stoornis aan of de stoornis aanwezig is of dat er trekken van deze stoornis aanwezig zijn. Naast de registratie van de persoonlijkheidsstoornissen kan maximaal één code voor zwakzinnigheid of zwakbegaafdheid worden geregistreerd. De tabel laat zien hoe de hoofdgroepen van de diagnosetabel volgen uit de hoofdgroepen van de DSM-IV-TR.

 

Tabel As 2: Persoonlijkheidsstoornissen

• persoonlijkheidsstoornissen (PS): paranoïde, schizoïde, schizotypische, antisociale, borderline-, theatrale, narcistische, ontwijkende, afhankelijke, obsessieve/compulsieve persoonlijkheidsstoornis

• persoonlijkheidsstoornissen Not Otherwise Specified.

 

Verschil tussen AS I en AS II 

Het onderscheid tussen AS I en AS II is in de praktijk lastig te maken. Op AS I worden de klinische syndromen beschreven. Dit zijn bekende psychische stoornissen als angst, agressie, hechtingsproblematiek etc. Deze problematieken worden als behandelbaar gezien, er kan een bepaalde therapie ingezet worden om de problemen te verminderen of op te heffen. De AS II persoonlijkheidsstoornissen zijn veel ernstiger van aard en minder toegankelijk voor een therapie. Deze stoornissen worden gezien als ernstige pathologische persoonlijkheidskenmerken.

 

Onder pathologische persoonlijkheidskenmerken worden die trekken verstaan die

• ernstig afwijken van de populatienormen

• inflexibel en star zijn

• leiden tot sociale en functionele beperkingen.

 

Het gaat dan om extreme variaties van persoonlijkheidstrekken die ook in de algemene bevolking voorkomen. Gedacht kan worden aan jaloezie, gevoeligheid voor kritiek, afhankelijkheid, nauwkeurigheid etc. Deze trekken van iemands persoon zijn echter zo doorgeslagen naar het extreme dat de persoon niet meer in staat is zelfstandig te functioneren. Deze stoornissen zijn ook minder duidelijk behandelbaar, maar vragen wel intensieve begeleiding.

 

Het onderbrengen van de persoonlijkheidsstoornissen op een aparte as is bedoeld om meer klinische aandacht te vragen voor het samengaan van psychiatrische beelden die op as I voorkomen met persoonlijkheidsstoornissen. Een angststoornis die deel uitmaakt van een persoonlijkheidsstoornis is namelijk van een andere orde dan een angststoornis naar aanleiding van een te

traceren gebeurtenis zoals een trauma. Deze laatste vorm van angst zal zich beter laten behandelen door bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie dan de angst die deel uit maakt van een schizoïde persoonlijkheidsstoornis.

 

Let op: per persoonlijkheidsstoornis sluiten de antwoordmogelijkheden “aanwezig” en “trekken van” elkaar uit.

 

Let op: op As 2 kunt u wel kiezen voor de code 799.9 “Diagnose/aandoening uitgesteld”, maar deze kan nooit de primaire diagnose van de DBC zijn.

 

Let op: registreer V71.09 “Geen diagnose of aandoening op As 2 aanwezig” als er geen As 2-stoornis bij de betreffende patiënt aanwezig is.

 

As 3: Somatische aandoeningen

As III biedt de mogelijkheid een lichamelijke stoornis (ziekte, aandoening, handicap) te vermelden wanneer deze van invloed is op het psychisch functioneren en/of de behandeling van een patiënt. Al eerder werd genoemd dat een afwijkende schildklierwerking kan leiden tot depressie bij te lage werking, of tot anorexia bij te hoge werking.

 

Een stoornis op as I kan ook een psychologische reactie zijn op een lichamelijke aandoening, bijvoorbeeld een aanpassingsstoornis met depressieve stemming na de vaststelling van een tumor. Het kan ook zijn dat voor de lichamelijke

aandoening geen directe relatie is met de psychische problematiek, maar wel een therapeutisch belang heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een verstoorde hartfunctie bij een depressieve cliënt, zodat het gebruik van psychofarmaca zorgvuldig afgewogen moet worden.

 

De registratie van somatische aandoeningen is in de DBC-systematiek beperkt tot drie niveaus:

  • Kies voor “Geen of geen relevante diagnose op As 3” als er geen somatische aandoening aanwezig is of als de somatische aandoening geen consequenties heeft voor de behandeling van de patiënt.

  • Kies voor “Diagnose op As 3 enkelvoudig”, als er sprake is van een somatische aandoening die beperkte consequenties heeft. Doe dit dus alleen als deze naar verwachting zorgverzwarend is voor de behandeling van de primaire diagnose.

  • Kies voor “Diagnose op As 3 complex”, als er sprake is van een somatische aandoening die veel consequenties heeft dan wel zorgverzwarend werkt voor de behandeling van de As 1- of As 2-stoornis. Van complex is bijvoorbeeld sprake wanneer;

    • een medisch specialistische behandeling door een andere medisch specialist dan de psychiater noodzakelijk is;

    • aanvullende zorg gericht op de somatische aandoening of als gevolg van de somatische aandoening noodzakelijk is. Bijvoorbeeld in geval van doofheid;

    • er een noodzaak is van een specifieke behandelafdeling (PAAZ, PUK, PMU/GAPZ/GAAZ) om zorg te kunnen bieden;

    • er sprake is van bepaalde specifieke ziektebeelden, zoals Ziekte van Alzheimer of Hypothyreoïdie.

 

As 4: Psychosociale factoren en omgevingsfactoren

Het doel van As 4 is om de psychosociale factoren en omgevingsfactoren vast te leggen die een duidelijke zorgverzwarende factor vormen bij de behandeling van de primaire diagnose. Registreer “Diagnose of aandoening niet aanwezig” als er geen As 4-factor aanwezig is.

 

Deze stoornissen worden onderverdeeld in volgende categorieën:
- problemen in primaire steungroep (bv overlijden gezinslid)
- problemen in de sociale omgeving (bv alleenstaand)
- onderwijsproblemen (bv conflict met klasgenoot)
- werkproblemen (bv dreigend verlies van job)
- financiële problemen (bv ernstige schulden)
- problemen met de gezondheidszorg (bv gebrekkige ziekteverzekering)
- problemen met justitie/politie (bv slachtoffer van misdrijf)
- andere psychosociale problemen (bv oorlog)

 

As 5: GAF-score

Ten slotte registreert de hoofdbehandelaar op As 5 de Global Assessment of Functioning-score (GAF-score) driemaal;

  • Bij openen (tweemaal):

    • De hoogste GAF-score van de voorgaande 365 dagen. Is er geen eerdere GAF-score? Registreer dan de GAF-score van het begin van de behandeling of maak een inschatting van de hoogste GAF-score van het afgelopen jaar.

    • De GAF-score op het moment van openen van de DBC.

    • Bij sluiten: de GAF-score op de einddatum van de DBC.

 

 

 

 

 

bottom of page