top of page

Wetsvoorstel Verplichte geestelijke gezondheidszorg

Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ)Een samenvatting van de kernpunten.

 

Inleiding

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) regelt de onvrijwillige opneming van mensen met een geestesstoornis in psychiatrische ziekenhuizen, instellingen voor verstandelijk gehandicapten en psychogeriatrische verpleeghuizen. Ook bevat de wet een regeling van de rechtspositie van personen, als ze eenmaal onvrijwillig opgenomen zijn. Dit betreft onder meer regels voor (dwang)behandeling en vrijheidsbeperking.

 

Met de invoering van de BOPZ kunnen patiënten alleen nog vrijwillig worden opgenomen wanneer zij blijk geven van de "nodige bereidheid tot opneming"  (bereidheidcriterium). Dat wil zeggen dat de patiënt er bewust voor kiest opgenomen te worden en daarvan blijk geeft, de consequenties volledig overziend (en aanvaardend) - uiteraard na adequate informatie vooraf. In alle andere gevallen kan opname slechts plaatsvinden met Inbewaringstelling (IBS) of Rechterlijke Machtiging (RM).

 

Zonder IBS of RM kan geen patiënt (meer) met pure overreding, met "zachte drang" worden binnengebracht als deze niet blijk geeft "willens en wetens" voor opname te kiezen. Ook voor mensen die zo verward zijn dat ze de keuze absoluut niet overzien, zal er dus geen "vrijwillige" opname mogelijk zijn.

 

Voorgeschiedenis

Het wetsvoorstel BOPZ werd in 1971 ingediend. Meer dan twintig jaar later, in 1992, verscheen de wet in het Staatsblad. In 1994 trad de wet in werking. De parlementaire behandeling heeft zeer lang geduurd. Het ging om de wettelijke regeling van zaken (dwangopneming, dwangbehandeling) waarover de meningen in de samenleving sterk uiteenliepen.De Wet BOPZ is de opvolger van de Krankzinnigenwet. De eisen "stoornis", "gevaar" en "causaal verband tussen stoornis en gevaar" werden ook al onder het regime van de Krankzinnigenwet gesteld.

 

Reeds vanaf 1982 hanteert de Hoge Raad, het hoogste Nederlandse rechtscollege, het gevaarscriterium. Dit is vastgelegd in de Wet BOPZ. Het vereiste 'geen blijk geven van de nodige bereidheid" ("bereidheidscriterium"), is in de BOPZ in de plaats gekomen van het bezwaarcriterium. Nu moeten niet alleen personen die zich tegen opname verzetten, maar ook degenen die geen blijk (kunnen) geven van instemming of verzet, met een BOPZ-maatregel worden opgenomen.Met name op het punt van de rechtsbescherming van de patiënt bevat de Wet BOPZ ten opzichte van de Krankzinnigenwet veel belangrijke verbeteringen. Zo kent de Wet BOPZ bijvoorbeeld een regeling van de rechten van de patiënt tijdens het onvrijwillig verblijf.

 

Wettelijke criteria voor onvrijwillige opnemingVoor onvrijwillige opneming gelden de volgende voorwaarden:

  • De betrokken persoon heeft een geestesstoornis (of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens)

  • De geestesstoornis veroorzaakt gevaar voor de betrokkene zelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen

  • Het gevaar kan niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis worden afgewend

  • De betrokkene geeft geen blijk van de nodige bereidheid om zich te laten behandelen.

 

Als aan één van deze voorwaarden niet is voldaan, kan de onvrijwillige opneming niet doorgaan.

​

Dwangtoepassing: middelen en maatregelen (M&M) Slechts bij uitzondering mag onder het regime van de Wet BOPZ tegen de wil van patiënt of vertegenwoordiger worden behandeld of mogen er M&M (vrijheidsbeperkende maatregelen) worden toegepast.

 

Deze uitzonderingssituaties worden in de wet omschreven. Voor dwangbehandeling geldt een aangescherpt gevaarscriterium: "voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiende uit de stoornis van de geestvermogens, af te wenden".

 

Anders dan in de WGBO is daarbij niet van belang of de patiënt al dan niet wilsbekwaam is. In de WGBO is dwangbehandeling namelijk alleen bij wilsonbekwame patiënten toegestaan, en dan met toestemming van de vertegenwoordiger als dit "kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen". Voor toepassing van M&M geldt het criterium: "ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties welke door de patiënt in het verpleeghuis als gevolg van de stoornis van de geestvermogens worden veroorzaakt". Beide typen dwang worden met rechtswaarborgen omkleed:

 

  • Beslissingen om dwang toe te passen zijn klachtwaardig.

  • Naasten moeten ervan op de hoogte worden gebracht en

  • Melding aan de Inspectie en registratie zijn verplicht.

 

Het onderscheid dwangbehandeling en M&M is in het wetssysteem van groot belang. Onder dwangbehandeling wordt verstaan het uitvoeren van een (deel van het) behandelplan zonder toestemming of bij verzet, bij M&M gaat het om in principe eenmalig ingrijpen zonder behandeldoelstelling. De wet noemt voor beide typen dwang verschillende criteria (eerder genoemd), er is verschil in toelaatbaarheid van toe te passen middelen en ook de toegestane duur verschilt. De keuze van de middelen bij (dwang)behandeling wordt aan de behandelaar overgelaten. Deze moet zo min mogelijk inbreuk maken op de rechten van de patiënt. Ook moet hij steeds het doel (afwenden van ernstig gevaar) voor ogen houden. De middelen die hij toepast moeten wel in het schriftelijke behandelingsplan zijn opgenomen. Toegestane M&M zijn beperkt tot:

 

  • afzondering,

  • separatie,

  • fixatie,

  • toediening van vocht en/of voeding en medicatie.

 

Dwangbehandeling kent geen wettelijke maximumduur, al moet deze behandeling worden beëindigd wanneer het ernstig gevaar is geweken.De toepassing van M&M is gebonden aan een maximumduur van zeven opeenvolgende dagen. Wanneer deze langer dan zeven dagen moeten worden toegepast, moeten de M&M getoetst worden aan de regels van dwangbehandeling.

 

Verhouding Wet BOPZ - WGBO

De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) blijft ook voor onvrijwillig opgenomen patiënten, naast de Wet BOPZ, van belang. Dit geldt voor onderwerpen waarover de BOPZ zwijgt, bijvoorbeeld de informatieverstrekking over de behandeling. Voor onderwerpen die niet in de BOPZ zijn geregeld vult de WGBO de BOPZ aan. De WGBO is ook van toepassing op psychiatrische behandelingen waarop de Wet BOPZ geen betrekking heeft, namelijk behandelingen die niet gericht zijn op opheffing van het gevaar dat de aanleiding voor de opneming was. Bovendien geldt voor alle somatische behandelingen, ook voor de somatische behandeling van onvrijwillig opgenomen patiënten, de WGBO.

 

De integrale wettekst van deze wet kun je lezen op wetten.overheid.nl

 

 

bottom of page