Manische stemming (ICIDH s 26.3)
Verpleegkundige diagnostische termen
Definitie: Een stoornis in het gevoelsleven door een onbedwingbare lust zich te uiten.
Beïnvloedende factoren
a neurologische aandoening
b psychose
c bipolaire stemmingsstoornis
d persoonlijkheidsstoornis
e alcoholgebruik
f druggebruik
g hormonale stoornis
h slaapdeprivatie
i emotionele stress
C Verpleegkundige interventies
1 Directe zorg
1a Met de patiënt een zeer duidelijk en gestructureerd dagprogramma opstellen inclusief rusttijden.
1b Heldere, eenduidige en concrete afspraken maken; duidelijke grenzen stellen ten aanzien van (niet-)toelaatbaar gedrag.
1c Bij te druk en/of grensoverschrijdend gedrag verwijzen naar de slaapkamer of een prikkelarme omgeving.
1d Te druk en of grensoverschrijdend gedrag corrigeren.
1e De patiënt de gelegenheid geven zich te uiten en te ontladen.
1f Samen met de patiënt een signaleringsplan opstellen.
1g Op voorschrift van een arts verstrekken van medicatie en indien nodig de patiënt motiveren tot inname ervan.
2 Training
2a Bespreekbaar maken van situaties of andere factoren die leiden tot de manische stemming.
2b Inzicht geven in kenmerken die als voorbodes van de manische stemming gelden.
2c De patiënt ondersteunen in het ontwikkelen van alternatieve gedragspatronen bij het gewaarworden van de voorbodes.
2d De patiënt helpen gedragspatronen te ontwikkelen om controle te krijgen over zichzelf.
2e De patiënt voorlichting geven omtrent het gebruik van medicatie (inname en effect).
3 Beoordeling
3a Observeren en rapporteren van kenmerken en aanwijzingen waaruit afleidbaar is dat de manische stemming toe- of afneemt.
3b Observeren en rapporteren van (mogelijke) voorbodes van de manische stemming.
3c Observeren en rapporteren van inname en effect van medicatie.
3d Observeren en rapporteren van contacten en relaties met anderen.
4 Management van persoonlijke zorg
4a Zorgen voor een veilige leefomgeving (materieel).
4b Situaties die tot toename van de manische stemming leiden, proberen te voorzien en te voorkomen.
4c Hanteren van strikte toewijzing van patiënten: begeleiding door één verpleegkundige per dienst.
4d Aanbieden van een rustige prikkelarme omgeving (bijvoorbeeld een eenpersoonskamer).
4e Voor zover mogelijk voorkomen dat de patiënt onverantwoorde activiteiten onderneemt.
4f Zorgen voor een separeerkamer die klaar is voor gebruik.