top of page

Forensische Zorg

Forensische zorg bevindt zich op het raakvlak van de geestelijke gezondheidszorg met justitie. De forensische zorg houdt zich bezig met personen die van de rechter een (vrijheidsbeperkende) maatregel gekregen hebben, in combinatie met gedwongen verpleging en behandeling. Het doel van de maatregel is behandeling van de patiënt en bescherming van de maatschappij.

 

Binnen de behandeling van forensische cliënten wordt gebruik gemaakt van risicotaxatie om de behandeling richting te geven. Voor het meten van de risico's wordt gebruik gemaakt van de HKT-R. De HKT-R is een risicotaxatie-instrument dat is opgebouwd uit 3 clusters, te weten het H(istorische)-cluster bestaande uit 12 items, het K(linische)-cluster bestaande uit eveneens 12 items en ten slotte het T(oekomst) -cluster bestaande uit 6 items. Op basis van de uitkomst van deze meting wordt bepaald waar de kwetsbaarheid van de cliënt zit en waar de behandeling zich op zou moeten richten.

 

 

Wat is forensische zorg?

Forensische zorg is geestelijke gezondheidszorg die verleend wordt in een strafrechtelijk kader, met inbegrip van verslavingszorg en zorg aan verstandelijk gehandicapten. De zorg is gericht op het verminderen van recidive. Het kan een combinatie zijn van beveiliging en behandeling of verpleging, zoals behandeling in een tbs-kliniek of in een penitentiair psychiatrisch centrum. De drie doelgroepen die forensische zorg kunnen ontvangen zijn:

  • Tbs-gestelden (tbs met dwangverpleging, art. 37b)

  • Gedetineerden

  • Verdachten of veroordeelden aan wie het Openbaar Ministerie (OM) of de Rechtspraak een voorwaardelijke sanctie heeft opgelegd

 

Uitgezonderd zijn personen die zijn veroordeeld in het kader van het jeugdstrafrecht, waaronder de PIJ-maatregel. (PIJ staat voor Plaatsing in een Jeugdinstelling)

 

Wie zijn de zorgverleners?

Forensische zorg wordt geleverd door verschillende soorten instellingen met verschillende niveaus van beveiliging. De zorg kan bestaan uit klinische zorg, ambulante zorg en/of beschermd wonen. In grote lijnen zijn er zes soorten klinische instellingen die forensische zorg verlenen, die verschillende niveaus van behandeling en beveiliging bieden. De aangeboden zorg komt vaak voort uit het landelijk zorgprogramma voor forensisch psychiatrischepatienten met persoonlijkheids stoornissen.  

 

1. Forensisch psychiatrisch centrum (fpc)

Een fpc heeft het hoogste beveiligingsniveau. Patiënten met een veroordeling tot tbs met dwangverpleging worden altijd behandeld in een fpc (voorheen tbs-kliniek). Hierdoor vormen ze gedurende hun behandeling geen gevaar voor de samenleving.

 

2. Forensisch psychiatrische kliniek (fpk)

Een fpk is een gespecialiseerde voorziening voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) met een in oorsprong uitsluitend klinisch aanbod voor personen met een behoefte aan zorg en behandeling in strafrechtelijk kader. De fpk's zijn voorzienin¬gen met behandeling als prioriteit, maar met voldoende beveiligingsmogelijk¬heden. Een fpk maakt altijd deel uit van een multifunctionele GGZ-organisatie.

 

3. Forensisch psychiatrische afdeling (fpa)

Een fpa heeft als doelstelling patiënten door te plaatsen naar de reguliere zorg. In de meeste gevallen is de fpa een aparte eenheid binnen de GGZ-instelling, soms gehuisvest of gekoppeld aan een andere afdeling voor intensieve langdurige zorg. Hier worden cliënten intensief behandeld, waarna ze doorverwezen worden naar een 'gewone' afdeling of naar elders in de GGZ. Fpa's zijn in materiële zin minder beveiligd dan de fpk's.

 

4. Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC)

Een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) geeft speciale zorg aan gedetineerden met een psychiatrische stoornis, zoals een psychose of een persoonlijkheidsstoornis. Het gevangeniswezen streeft naar kwalitatief hoogstaande zorg in deze PPC’s, en naar een goede aansluiting op de zorg in de ggz-instellingen na detentie.

Er zijn PPC’s in Amsterdam, Maastricht, Vught en Zwolle. Daarnaast zijn ook bedden ingekocht bij verschillende ggz-instellingen en instellingen voor beschermd wonen. Hier krijgen gedetineerden de (verantwoorde) zorg die ze nodig hebben tijdens hun detentie – binnen de beperkingen die bij een gevangenisstraf horen.

 

Ook spannen PPC’s zich in om de gedetineerde na zijn detentie in een passend zorgtraject te plaatsen. Het doel hiervan is vooral het voorkomen van recidive. Als een gedetineerde met psychiatrische problemen zonder zorg of hulp na detentie op straat komt te staan, is het risico immers groot dat hij weer in crimineel gedrag vervalt.

 

5. Forensische verslavingskliniek/-afdeling

Binnen een forensische verslavingskliniek (fvk) of forensische verslavingsafdeling (fva) wordt zorg geboden aan langdurig verslaafden die (veelvuldig) in contact zijn gekomen met justitie. Een opname bij een fvk kan nodig zijn omdat de verslaving de patiënt steeds weer in de problemen brengt. Naast de problematiek omtrent de verslaving kan er ook sprake zijn van een psychiatrische stoornis. Na een verblijf in een fvk of een fva kan een patiënt doorstromen naar bijvoorbeeld een RIBW.

 

6. Ambulante zorg

Bij ambulante zorg is er geen sprake van verblijf. Op de afgesproken tijdstippen komen de patiënten naar de hulpverlener toe. Ook is het mogelijk dat hulpverleners patiënten in hun omgeving bezoeken voor de behandeling, begeleiding of ondersteuning.

 

Welke stoornissen komen het meest voor binnen de forensische psychiatrie?

 

Psychiatrische stoornissen in het forensische veld

De psychiatrische problematiek van patiënten in tbs-klinieken is complex. Een groot deel van de patiënten lijdt aan meerdere psychiatrische stoornissen, terwijl eveneens een groot aantal patiënten verslaafd is aan drugs of alcohol, of ernstige delicten pleegde onder invloed van dergelijke middelen. Verslaving verergert doorgaans de symptomen van de stoornis.

 

In de geestelijke gezondheidszorg wordt een instrument gebruikt om stoornissen vast te stellen en te definiëren:

De Diagnostic Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Hieronder geven we een korte toelichting op de DSM IV en geven we een beknopt overzicht van de belangrijkste psychiatrische stoornissen in het forensische veld.

 

As -I Seksuele en psychotische stoornissen

Binnen de tbs-populatie komen op As-I vooral seksuele en psychotische stoornissen voor.

 

Seksuele stoornissen
Seksuele dysfuncties zijn stoornissen in de seksuele responscyclus, dit betekent dat de fysiologische en psychologische reacties op seksuele prikkels verstoord verloopt.

 

De seksuele stoornissen zijn binnen de DSM-IV in drie categorieën ondergebracht:
• Seksuele dysfuncties
• Parafilieën
• Genderidentiteitsstoornissen

 

In de forensische psychiatrie neemt de tweede categorie, parafilieën, de grootste en belangrijkste plaats in omdat een aantal van deze parafilieën strafbaar zijn.

 

Uit onderzoek blijkt dat onder tbs-patiënten cluster B persoonlijkheidsstoornissen het meeste voorkomen (66%). Binnen dit cluster komt de antisociale persoonlijkheidsstoornis het vaakst voor (45%), gevolgd door de narcistische- (26%), de borderline- (24%) en de paranoïde persoonlijkheidsstoornis (18%). Cluster A en cluster C  persoonlijkheidsstoornissen komen respectievelijk bij 29% en 22% van de tbs-patiënten voor (Bron: Hildebrand & de Ruiter, 2004).

 

Comorbiditeit
Veel tbs-patiënten lijden aan meerdere stoornissen tegelijk, dit wordt ook  wel comorbiditeit genoemd. Uit onderzoek blijkt dat de comorbiditeit van As-I met As-II stoornissen zeer hoog is. Emmerik en Brouwer (2001) vonden in hun onderzoek onder tbs-gestelden dat 59% van deze patiënten zowel een As-I als een As-II stoornis had. Uit het onderzoek van Hildebrand en de Ruiter (2004) onder tbs-gestelden bleek een lifetime comorbiditeit van As-I en As-II stoornissen van 72%. Als verslavingsproblematiek wordt meegerekend dan is dit 50%.

 

Diagnostiek en risicotaxatie

Het doel van het diagnostisch proces is met behulp van diagnostische instrumenten het zo volledig mogelijk in kaart brengen van de symptomatologie van de patiënt en zijn kenmerkende gedragspatronen, met een bijzonder accent op delict gerelateerd gedrag.

 

Het doel van de risicotaxatie is het bepalen van het recidiverisico en het identificeren van de specifieke statische en vooral dynamische risicofactoren met behulp van risicotaxatie-instrumenten. Dynamische risicofactoren zijn risicofactoren die, in tegenstelling tot statische risicofactoren, te beïnvloeden zijn door de behandeling. De ontwikkelingen op het gebied van risicotaxatie laten zien dat het ook van belang is aandacht te schenken aan beschermende factoren. Beschermende factoren zijn kenmerken van de persoon en zijn omgeving die het risico op recidive verlagen.

 

In de praktijk vinden grote delen van de diagnostiek en risicotaxatie parallel en door elkaar plaats, beïnvloeden zij elkaar wederzijds en zijn zij moeilijk van elkaar los te zien. Diagnostiek en risicotaxatie nemen een centrale plaats in binnen de forensisch psychiatrische zorgprogramma’s. Voor een verdere verdieping van deze onderwerpen wordt in onderstaande tekst dan ook verwezen naar deze zorgprogramma’s.

 

Diagnostische Instrumenten

De keuze van diagnostische instrumenten en activiteiten verschilt per patiënt en vindt plaats op indicatie van de behandelverantwoordelijke en de diagnosticus. Hiertoe formuleren zij een duidelijke diagnostische vraagstelling. De gekozen instrumenten helpen deze vraagstelling te beantwoorden. De instrumenten moeten hiervoor uiteraard wel voldoende betrouwbaar en valide zijn. Het is raadzaam, waar mogelijk, internationaal gangbare instrumenten te gebruiken om internationaal onderzoek mogelijk te maken. Ook is het verstandig verschillende methoden van informatieverzameling en instrumenten met verschillende invalshoeken in te zetten, en alert te blijven op nieuwe ontwikkelingen op dit gebied.

 

Hoewel dat wel wenselijk zou zijn is er nog geen algemeen geaccepteerde en gestandaardiseerde testbatterij. Dit vloeit voort uit de zelfstandigheid en autonomie van de diagnostici.

Het diagnostische onderzoek omvat in ieder geval de volgende onderdelen.

  • Dossieronderzoek

  • Medisch-somatisch onderzoek

  • Psychiatrisch onderzoek

  • Psychologisch onderzoek

  • Observatieonderzoek

  • Onderzoek naar zorgvragen en zorgbehoeften van de patiënt

  • Vaktherapeutisch onderzoek

 

Risicotaxatieinstrumenten

Risicotaxatie-instrumenten zijn - uitgaande van de bestaande kennis - niet bedoeld om in het individuele geval een absolute uitspraak te doen over de kans op een recidive. Het fungeert als een checklist, waarbij voor de weging en interpretatie ruimte wordt gelaten aan de behandelaar.

 

Verplichte risicotaxatie-instrumenten

In het Vernieuwde verlofbeleidskader tbs staat voorgeschreven dat in een verlofaanvraag de inschatting van het risico voor (seksueel) gewelddadig gedrag dient te worden vastgesteld met behulp van enkele risicotaxatie-instrumenten. In dit verloftoetsingskader is vastgesteld dat een risicotaxatie dient te gebeuren met behulp van de risicotaxatie-instrumenten HCR-20 (Historical Clinical Risk Management-20) en/of HKT-30 (Historisch Klinisch Toekomst-30). Voor seksuele delinquenten dient daarbij de SVR-20 (Sexual Violence Risk-20) te worden toegepast voor een gestructureerde risicotaxatie van het risico op een seksueel delict. Daarnaast dient de PCL-R (Hare's Psychopathie Checklist-Revised) te worden afgenomen.

 

Forensische Zorgtitels

 

Een forensische zorgtitel, ook wel strafrechtelijke titel genoemd, bepaalt op welke forensische zorg een patiënt is aangewezen. Een advies over deze titel, bijbehorende zorg en beveiligingsniveau wordt op basis van onderzoek uitgebracht door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) of de Reclassering. De uiteindelijke titel is een uitspraak van de rechter of een beslissing van de officier van justitie, rechter-commissaris, advocaat-generaal of de minister, gedaan in het kader van een strafzaak op grond waarvan het verlenen van forensische zorg noodzakelijk is.

 

De forensische zorgtitel is de bekostigingsgrondslag voor vergoeding door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Er zijn 22 forensische zorgtitels: 21 strafrechtelijke titels en 1 voorgenomen indicatiestelling. De laatste kan benut worden om een verdachte zorg te bieden voordat er sprake is van één van de strafrechtelijke titels.

 

Forensische zorg kan worden verleend op basis van de volgende strafrechtelijke titels:

  • strafrechtelijke machtiging (art. 37 jo 39 Sr);

  • tbs met dwangverpleging (art. 37a jo 37b Sr);

  • tijdelijke plaatsing psychiatrisch ziekenhuis (13 Bvt);

  • overplaatsing naar een psychiatrisch ziekenhuis (14 Bvt)

  • tbs met proefverlof (art. 51 Bvt);

  • plaatsing vanwege pro-justitia rapportage (art. 196/ 317 Sv);

  • voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege (art. 38g Sr);

  • tbs met voorwaarden (art. 38a Sr);

  • voorwaardelijke veroordeling (art. 14a Sr);

  • sepot met voorwaarden (art. 167/ 244 Sv);

  • schorsing voorlopige hechtenis met voorwaarden (art. 80 Sv);

  • overbrenging vanuit Gevangeniswezen naar psychiatrisch ziekenhuis (art. 15 Pbw);

  • verbrenging vanuit Gevangeniswezen voor hulpverlening (art. 43 Pbw) ;

  • plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met voorwaarden (art.38p Sr);

  • plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (art. 38m Sr jo art. 44 b t/m 44 q Pm);

  • penitentiair programma met zorg (art. 5 Pm);

  • interne overplaatsing naar penitentiair psychiatrisch centrum in het gevangeniswezen (art. 15 Pbw);

  • poliklinische verrichtingen door GGZ in het gevangeniswezen (art. 42 P);

  • voorwaardelijke invrijheidsstelling met bijzondere voorwaarden (art. 15a Sr);

  • voorwaardelijke gratieverlening (art. 13 Gratiewet jo. 558 Sv);

  • strafbeschikking met aanwijzingen als bedoeld in artikel 257, lid 3, Sv.

  • voorgenomen indicatiestelling; de voorgenomen indicatiestelling is niet een strafrechtelijke titel, maar een bekostigingsgrondslag op basis waarvan de 3RO in uitzonderlijke gevallen kan indiceren voor zorg, wanneer er nog niet sprake is van een van de strafrechtelijke titels. Het gaat om situaties waarin ambulante zorg of beschermd wonen nodig is om te voorkomen dat de (thuis)situatie escaleert in de periode tussen aanhouding en vonnis van de Rechtspraak.

 

Voorwaardelijke invrijheidstelling.

In Nederland is het niet altijd zo dat een gedetineerde of TBS'er zijn volledige straf hoeft uit te zitten. In bepaalde gevallen kan men onder voorwaarden vervroegd in vrijheid worden gesteld. Hier zijn echter veel voorwaarden aan verbonden. Wanneer ex-gederineerden of ex-TBS'ers zich niet aan deze voorwaarden houden zal de invrijheid stelling teruggedraaid worden. Klik hier voor de uitleg van de wet voorwaardelijke invrijheidstelling.

 

Nazorg door reclassering Nederland

Vaak wordt de nazorg van ex-gedetineerden door Reclassering Nederland geregeld. Hierbij gaat het om het begeleiden bij terugkeer in de samenleving. Zinvol, omdat een goede nazorg de kans op herhaling van crimineel gedrag verkleint.

Een geslaagde re-integratie begint met een goede voorbereiding. Al in de gevangenis helpen we veroordeelden met positieve gedragsbeïnvloeding en het maken van toekomstplannen.


Reclassering Nederland kan op verschillende manieren ondersteunen bij de nazorg voor ex-gedetineerden:

  • Diagnose stellen: met de wetenschappelijke getoetste methode Recidive Inschattings Schalen (RISc) kunnen we een betrouwbare inschatting maken van het risico op terugval in crimineel gedrag. RISc behandelt ook vragen als: om wat voor persoon gaat het, wat is de delictgeschiedenis, hoe zit het met de motivatie en zijn er andere risico’s?

  • Plan van aanpak opstellen: samen met de (ex-)gedetineerde stellen ze een stappenplan op om een stabiel en delictvrij bestaan op te bouwen.

  • Controle & begeleiding: tijdens het nazorgtraject begeleiden ze ex-gedetineerden. Ze controleren of zij zich houden aan de gemaakte afspraken en sturen op een blijvende motivatie.

  • Arbeidstoeleiding: bemiddelen bij het zoeken naar een baan of het opdoen van arbeidsritme. Ex-gedetineerden kunnen zo hun arbeidsvaardigheden verbeteren.

  • Personele ondersteuning: adviseren gemeentelijke medewerkers over het voeren van (motiverende) gesprekken met ex-gedetineerden. Ook kunnen wij gemeentelijke nazorgcoördinatiepunten van vakkundig personeel voorzien.

  • Informeren over financiële mogelijkheden: we informeren gemeenten over de mogelijke financiering van initiatieven op het gebied van lokale veiligheid en nazorg.

 

Klik hier voor een overzicht van de werkwijze van reclassering Nederland.

bottom of page