Gebrek aan initiatief ICIDH s 27.0
A Verpleegkundige diagnostische termen
Definitie: Stoornis in het uitvoeren van onafhankelijke en spontane handelingen en in het tonen van een eigen stellingname.
Beïnvloedende factoren
a psychose
b schizofrenie
c schizoaffectieve stoornis
d dementie
e depressie
f lage zelfwaardering
g hevige angst
h bipolaire stemmingsstoornis
i ervaren van het verlies van controle over het eigen leven
j identiteitsproblematiek
k gebrek aan kennis/vaardigheden
l ongemotiveerdheid
m verstoord coping-patroon
n verstoring in de sociale vaardigheden
o sociaal isolement
p conflictueuze omgeving
q situationele crisis
r gebrek aan prikkels uit de omgeving
s onverwerkte traumatische ervaringen
t gebruik van medicatie
u sedatie
Kenmerken en aanwijzingen
1 geen eigen mening uiten
2 geen spontane kritiek uiten
3 nooit meningsverschillen hebben
4 geen bij de situatie passende handelingen verrichten (bijvoorbeeld het openen van deuren, het oprapen van voorwerpen)
5 voornamelijk handelingen verrichten uit gewoonte of na een verzoek of opdracht
6 zelden of nooit vragen stellen
7 zelden of nooit verzoeken doen
8 zelden of nooit activiteiten spontaan ondernemen
B Verpleegdoelen
1 Cognitieve verpleegdoelen
1a Herkent het eigen gebrek aan initiatief en is in staat dit te benoemen.
1b Herkent oorzaken of factoren die geleid hebben tot het gebrek aan initiatief en benoemt deze.
2 Affectieve/sociale verpleegdoelen
2a Toont een toename van initiatief, hetgeen zich verhoudt tot de gangbare sociale normen en waarden.
2b Komt op voor zichzelf binnen de eigen sociale context.
3 Psychomotorische verpleegdoelen
3a Voert handelingen uit zonder daarbij eerst aangespoord te moeten worden.
3b Toont een eigen stellingname.
3c Zoekt zelfstandig mensen op en/of maakt gebruik van activiteiten die een stimulerend effect hebben.
C Verpleegkundige interventies
1 Directe zorg
1a Samen met de patiënt initiatieven bespreken en de patiënt hierin stimuleren.
1b Een actief-afwachtende houding aannemen in de dagelijkse activiteiten die de patiënt behoort te ondernemen.
1c Vooraf afspraken maken met de patiënt over activiteiten die van hem verwacht worden en initiatief dat verwacht wordt.
1d Wijzen op het niet nakomen van gezamenlijk overeengekomen afspraken.
1e Positief bekrachtigen van initiatief.
2 Training
2a De patiënt confronteren met het gebrek aan initiatief in concrete situaties.
2b Inzichtgevende gesprekken voeren omtrent het gebrek aan initiatief waarin onder andere de volgende aspecten aan bod komen:
- mogelijke factoren die het gebrek aan initiatief benvloeden;
- kenmerken en aanwijzingen waaruit het gebrek aan initiatief zichtbaar wordt;
- gangbare verwachtingspatronen binnen de sociale context omtrent initiatief.
2c Trainen van het initiatief door middel van onder andere rollenspelen of vooraf afgesproken acties.
2d In discussies stellingname van de patiënt uitlokken.
3 Beoordeling
3a Observeren en rapporteren van het gedrag van de patiënt binnen de groep en/of tijdens gezamenlijke activiteiten.
3b Beoordelen van het inzicht van de patiënt in het eigen gebrek aan initiatief en zijn motivatie om dit te veranderen.
4 Management van persoonlijke zorg
4a Een uitdagende maar tevens veilige omgeving creëren.