top of page

Verwardheid (ICIDH s 17.8)

A   Verpleegkundige diagnostische termen

Definitie (samengesteld): Stoornis in de gedachte­gang, die zich uit in een gebrek aan hel­der en logisch (samen­hangend) denken.

*        Beïnvloedende factoren

a        psychose

b        hersenbeschadiging

c        andere neurologische aandoe­nin­gen

d        organisch psychosyndroom

e        verstandelijke handicap

f         dementie

g        delier

h        depressie

i         hevige angst

j         manie

k        alcohol- of druggebruik

l         onthouding van alcohol of drugs

m       ontwrichting van de levens­stijl

n        verandering in de omgeving

o        te veel sensorische prikkels

p        te weinig sensorische prik­kels

q        gebrek aan zuurstof

r        rouw

s        verdriet

*         Kenmerken en aanwijzingen

1        verkeerd interpreteren

2        inadequaat antwoorden op vra­gen

3        gedesoriënteerd zijn (in tijd/plaats/per­soon)

4        rusteloos zijn

5        dwalen

6        snel afgeleid zijn

7        een situatie of gebeurtenis niet juist kunnen weergeven

8        van de hak op de tak sprin­gen

9        onderbreken van een verhaal

10      zich zoekend gedragen

11      apraktisch zijn

B       Verpleegdoelen

1        Cognitieve verpleegdoelen

1a      Herkent en verwoordt kenmerken van de eigen verwardheid en even­tuele verande­rin­gen daarin.

 

2        Affectieve/sociale verpleegdoelen

2a      Ervaart een vermindering van agitatie en frustratie als ge­volg van de verward­heid.

2b      Is ontspannen ondanks de beperkingen als gevolg van de ver­ward­heid.

 

3        Psychomotorische verpleegdoelen

3a      Demonstreert een toename aan oriëntatie in tijd, plaats en per­soon.

3b      Maakt gebruik van hulpmiddelen om zich adequaat te kunnen oriënteren in de directe omgeving.

C       Verpleegkundige interventies

1        Directe zorg

1a      Ondersteunen in de dagelijkse verzorging.

1b      De patiënt begeleiden bij gelegenheden buiten de leefomge­v­ing.

1c      Een duidelijke structuur aanbieden binnen de leefomgeving met behulp van een dagprogramma dat de patiënt in eigen beheer heeft.

1d      Eén-op-éénbegeleiding geven tijdens momenten van ernstige ver­ward­heid.

1e      Ervoor zorgen dat de patiënt een identificatiebewijs bij zich draagt waarop tevens zijn verblijfplaats vermeld wordt.

 

2        Training

2a      Duidelijke en eenvoudige instructies geven.

2b      Beschrijven wat er gaat gebeuren en wat er van de patiënt ver­wacht wordt in concrete, op elkaar volgende acties.

2c      De patiënt helpen zich te oriënteren in tijd door middel van age­nda, klok, krant, kalender enzovoort.

2d      De patiënt trainen in het gebruik van hulpmiddelen zoals een age­nda, kalender, naambordjes op de kamers.

2e      De patiënt op uniforme wijze trainen in het op uniforme wijze uit­voeren van de dagelijks terugkerende activiteiten (geen onder­scheid tus­sen de verschillende verpleegkundigen).

2f       Instructie geven aan familieleden over de begeleiding van de pa­ti­nt.

 

3        Beoordeling

3a      Observeren en rapporteren van oriëntatie in tijd, plaats en per­soon.

3b      Observeren en rapporteren van situaties waarin de verward­heid toe- of afneemt.

3c      Observeren en rapporteren van ADL-activiteiten (eten, drin­ken, was­sen, aankle­den, slapen enzovoort) en beoordelen in hoe­ver­re deze door de verwardheid beïnvloed worden.

 

4        Management van persoonlijke zorg

4a      Voorkomen van te veel veranderingen in de omgeving.

4b      De patiënt zoveel mogelijk door dezelfde verpleegkundige la­ten bena­deren.

4c      Aanbrengen van herkenningspunten in de omgeving, zoals een naam­bord­je bij de kamer en symbolen op andere deuren (badkamer, toi­let, keuken), badges voor personeel en/of een bord met activi­tei­ten.

bottom of page