top of page

Hechtingsstoornissen.

Hechting is het aangaan van een speciale relatie met de persoon die het kind meestal verzorgt. De hechting is nodig om te ontwikkelen tot een emotioneel gezonde volwassene. Want de hechtingsrelatie dient als model voor de relaties die het kind in zijn verdere leven aangaat.

​

John Bowlby, de grondlegger van de hechtingstheorie, zegt dat gehechtheid niet het gevolg is van ouderlijke zorg, maar dat het een aangeboren behoefte is van ieder kind. Het gedrag van het kind lokt nabijheid, bescherming en verzorging uit. Als ouders/verzorgers hier responsief op reageren, draagt dat bij aan een veilige hechting.

Niet elk kind dat onveilig gehecht is, heeft dan gelijk een hechtingsstoornis. In cijfers: zo’n 25 tot 30% van de bevolking heeft in meer of mindere mate hechtingsproblemen, ongeveer 1% heeft een hechtingsstoornis.

De criteria in DSM-5 voor de diagnose hechtingsstoornis zijn:

 

A) In de meeste situaties opmerking verstoorde en niet aan de ontwikkeling aangepaste sociale relatievormen, optredend voor het 5e jaar en duidelijk zichtbaar in:

  • een voortdurend mislukken om op een aan de leeftijd aangepaste wijze sociale interacties te stellen of erop te antwoorden, zoals duidelijk door overdreven geremde, overalerte of erg ambivalente en tegenstrijdige reacties;

  • een gebrek aan duidelijke bindingen, wat blijkt uit een onvermogen om in sociale relaties een onderscheid des persoons te maken, met een duidelijk onvermogen om op die verschillende personen passend te reageren.

cirkel van veiligheid.png

​

B) De stoornis mag niet te wijten zijn aan een algemene ontwikkelingsstoornis zoals een mentale handicap, of een symptoom zijn van een pervasieve ontwikkelingsstoornis zoals het autisme.

 

C) Er moeten sporen zijn van een vroegkinderlijke verwaarlozing:

  • voortdurende veronachtzaming van emotionele basisbehoeften (koestering, troost, aanmoediging van het kleine kind);

  • verwaarlozing van de fysieke basisbehoeften (verzorging, voeding);

  • herhaaldelijke wisseling van basisverzorgers, waardoor geen stabiele hechtingen mogelijk waren.

 

D) Men mag veronderstellen dat de verwaarlozing onder punt c verantwoordelijk is voor het gestoorde gedrag, dat ook volgde op die verwaarlozing.

 

Veilige hechting

Bij een goede hechting ontwikkelt het kind basisvertrouwen en basisveiligheid. Een kind dat veilig gehecht is, zoekt de nabijheid van de opvoeder. Het kind voelt zich vrij om nieuwe dingen te onderzoeken en te leren. Het kind heeft er vertrouwen in dat de opvoeder beschikbaar is. De hechtingsrelatie ontwikkelt in een telkens herhalend patroon, de zogenaamde Circle of Security.

Bij een veilige hechting bestaat deze cirkel uit vier fasen:

  • Het kind gaat op ontdekking uit.

  • Het kind wordt ergens door verontrust, dit geeft een beetje spanning en stress.

  • Het kind gaat naar de ouder/verzorger toe voor hulp en troost

  • De ouder/verzorger stelt het kind gerust

 

Het kind is snel gerustgesteld en voelt zich weer veilig genoeg om verder te gaan met ontdekken. Dan begint de cirkel opnieuw.

 

Onveilige hechting - hechtingsproblematiek

Een kind dat onveilig gehecht is, heeft geen vertrouwen in anderen en zichzelf. Dit heeft gevolgen voor het aangaan en in stand houden van relaties. Een onveilig gehecht kind verkent de omgeving minder en leert minder. Hechtingsproblematiek heeft dus een negatief effect op de cognitieve ontwikkeling. Daarnaast kunnen deze kinderen problemen hebben met het aanvaarden van gezag. Hechtingsproblematiek kan ook de oorzaak van lichamelijke problemen zijn. Bij een onveilige hechting gaat er iets mis in de Circle of Security.

​

Er zijn drie vormen van onveilige hechting:

- Onveilig vermijdend gehecht

- Onveilig afwerend gehecht

- Gedesorganiseerd gehecht

 

Onveilig vermijdend gehecht

Een kind dat onveilig vermijdend gehecht is, heeft geen vertrouwen in de beschikbaarheid van de opvoeder. Het kind vermijdt contact en reageert nauwelijks als de opvoeder terugkomt na afwezigheid. Het kind blijft dan bijvoorbeeld op zijn speelgoed gericht. Het kind heeft vaak plezierig contact met vreemden. Dit is een valkuil bij de signalering, want het lijkt allemaal wel mee te vallen. Een onveilig vermijdend gehecht kind onderdrukt angst en gedraagt zich quasi zelfstandig. Deze vorm van hechting kan ontstaan als een kind vaak afgewezen of verwaarloosd wordt of veel verschillende opvoeders heeft.

​

Onveilig afwerend gehecht

Een kind dat onveilig afwerend gehecht is, is onzeker over de beschikbaarheid van de opvoeder. Het kind zoekt op een ‘zielige’, soms claimende manier contact. Dit kan boos of huilend zijn. Het kind is afwerend en zoekt tegelijk contact. Dat klinkt heel tegenstrijdig, dat is het ook. Een bekend voorbeeld is een baby die achteruit naar zijn ouders toe kruipt. Een onveilig afwerend gehecht kind heeft doorgaans weinig exploratiedrang. Deze vorm van hechting kan ontstaan als het kind aandacht niet op het goede moment krijgt of niet in de juiste mate. Afwerende hechting kan zich ook ontwikkelen als de ouders erg onberekenbaar zijn.

​

Gedesorganiseerd gehecht

Een kind dat gedesorganiseerd gehecht is, laat tegenstrijdig gedrag zien: chaotisch, angstig, bizar. Voor het kind is de opvoeder een bron van angst, maar tegelijk de beschermer. Het kind gaat op een wisselende manier met afscheid nemen om, het kan dan ineens verstillen of bang worden. Het gedrag is onberekenbaar. Bijvoorbeeld: het kind kruipt naar de opvoeder en dan ineens bedenkt het zich. Deze vorm van hechting kan ontstaan door verwaarlozing, mishandeling, misbruik en/of dreigementen.

​

Geremde en ongeremde hechting

Kinderen met een hechtingsstoornis worden – naast het hierboven genoemde onderscheid – ook wel verdeeld in twee types: geremd en ongeremd.

​

Kenmerken van het geremde type:

  • Overdreven waakzaam.

  • Reageert afwijzend op sociaal contact.

  • Teruggetrokken en lusteloos.

  • Apathisch, onzeker en huilt niet.

  • Het kind speelt mee zonder plezier.

  • Lijkt op ASS. Daarom moet ASS eerst uitgesloten zijn voordat een kind getest wordt op een hechtingsstoornis.

 

Kenmerken van het ontremde type:

  • Zoekt veel contact, is een allemansvriend.

  • Is niet in staat om relaties in stand te houden.

  • Grensoverschrijdend gedrag.

  • Snel gefrustreerd.

  • Laat zich niet troosten.

  • Leert weinig uit ervaringen.

  • Is egocentrisch, er is weinig wederkerigheid.

  • Druk, impulsief en ongeconcentreerd.

  • Lijkt op ADHD. Daarom moet ADHD eerst uitgesloten zijn voordat een kind getest wordt op een hechtingsstoornis.

 

Risicofactoren hechting

 

Bepaalde factoren bij het kind, de ouders en de omgeving zorgen voor een verhoogd risico op onveilige hechting:

  • Kind

    • Adoptiekind. De band met de biologische ouders wordt verbroken. Ze kunnen daar een trauma aan overhouden en moeite hebben om relaties aan te gaan. Ze kunnen zich in de steek gelaten voelen, waardoor hun vertrouwen beschadigt. Soms zetten ze zich af tegen hun adoptieouders, uit loyaliteit naar hun eigen ouders.

    • Pleegkind. Ze hebben vaak al een onveilige hechtingsrelatie met hun ouders, daarnaast is de uithuisplaatsing een enorm heftige gebeurtenis. Uit angst voor afwijzing kunnen ze zich afstandelijk gedragen.

    • Kinderen met lichamelijke gebreken of stoornissen.

    • Huilbaby’s of temperamentvolle kinderen.

    • Ongewenste kinderen, baby’s die prematuur geboren zijn en/of een lange ziekenhuisopname achter de rug hebben.

    • Kinderen die wisselende opvoeders hebben.

    • Kinderen uit gebroken gezinnen.

    • Kinderen waarvan één of beide ouders (onverwacht) overleden zijn. Zeker wanneer het overlijden op héél jonge leeftijd plaatsvindt, kan dat grote invloed hebben op de veilige hechting.

  • Ouders

    • Ouders die zelf niet goed gehecht zijn.

    • Ouders die zelf verwaarloosd of mishandeld zijn.

    • Ouders die psychische problemen of trauma’s hebben.

    • Ouders die lijden onder onverwerkt verdriet of overlijden.

    • Moeders die een moeilijke zwangerschap hebben.

    • Tienermoeders.

  • Omgeving

    • Armoede.

    • Slechte woonomgeving.

    • Migratie.

    • Vlucht uit moederland.

​

Algemene behandeling

De ‘traditionele’ behandelingen bestaan voornamelijk uit het praten tussen de therapeut en het kind. Op die manier wordt er een vertrouwensband opgebouwd. Van daaruit kan het kind zich dan verder ontwikkelen, met hulp van de therapeut. Er ontstaat een relatie die bestaat uit vertrouwen (van allebei de kanten), respect, (emotionele) eerlijkheid en de mogelijkheid om je gedachten en gevoelens te verwoorden.

​

Kinderen met een hechtingsstoornis kunnen nooit op die manier therapie krijgen, omdat ze anderen niet kunnen vertrouwen, ze niet (emotioneel) eerlijk kunnen zijn. Ook vinden ze het moeilijk om hun gedachten en gevoelens onder woorden te brengen. Verder hebben ze geen respect voor anderen en ook niet voor zichzelf. Kinderen met een hechtingsstoornis leven om te overleven en staan er niet bij stil waarom ze zich gedragen op de manier waarop ze zich gedragen.

​

Een goede behandeling voor kinderen met een hechtingsstoornis moet er daarom heel anders uitzien dan een ‘traditionele behandeling’. De behandeling moet confronterend zijn naar het kind toe, en indringend. Maar ook moet hij liefdevol en ondersteunend zijn. Voor ouders is het heel moeilijk om te bepalen hoe ze deze kinderen het beste kunnen opvoeden. ‘Normaal’ opvoeden is voor kinderen met een hechtingsstoornis niet goed genoeg. Ook kunnen ouders niet opvoeden volgens hun instinct. Een kind leert niet van eerdere ervaringen. Dus als het gisteren iets fout heeft gedaan, zal hij dat vandaag weer doen. Ook kan het kind de ouders expres tegen elkaar opzetten.

​

Het is niet makkelijk om van het gezin weer een liefdevol gezin te maken, omdat het kind altijd de controle zou willen behouden en ook afhankelijk is van zijn ouders. Als er gewerkt wordt aan de risicofactoren en beschermingsfactoren, kunnen veel moeilijkheden die het gezin heeft, weggenomen worden.

​

Praktische aanpak

Een gezin met een kind met een gehechtheidsstoornis kan het beste opvoedingsondersteuning krijgen op de volgende manier:

  • De ondersteuning moet thuis gegeven worden. Dit is namelijk de context van het gezin. De ondersteuning kan op die manier precies worden afgestemd op de ouder-kindinteractie, de manier waarop ze met elkaar omgaan in huis. Dit is effectiever dan wanneer de ondersteuning op een instituut zou plaatsvinden.

  • De ouder moet zoveel mogelijk zelf een betekenis geven aan het gedrag van het kind. De ouder is namelijk de expert, want die kent het kind het beste. De hulpverlener moet uitgaan van de positieve dingen die de ouder doet en kan helpen bij de negavtieve.

  • Je kan een video gebruiken om later samen met de ouder naar de situaties te kijken die zijn voorgevallen. Op die manier kan de ouder zelf zijn gedrag beoordelen en de consequenties zien van hoe het doet en reageert. Als de ouder ziet dat het kind goed reageert op bepaald gedrag, zal hij dat gedrag ook vaker gebruiken.

  • ​

Tips voor ouders met een kind met hechtingsstoornis

Je kind wil graag de controle houden op de wereld door bijvoorbeeld te manipuleren. Door te zorgen voor veel structuur in huis, neem je al een angst bij je kind weg. Gebruik geen strenge regels, maar zorg ervoor dat je kind weet waar het aan toe is.

  • Je kind kan zich bedreigd voelen door gezinsleden. Ook kan hij bang zijn voor diepgaande relaties. Probeer daarom je kind afstandelijk te benaderen.

  • Je kind heeft geen goed ontwikkeld geweten, daarom is het beter om niet op zijn schuldgevoel in te werken. Je kind zal niet goed weten hoe het erop moet reageren en dat kan leiden tot gedrag dat je juist niet wilt zien.

  • Het is belangrijk dat je kind doorkrijgt dat je er voor hem bent en dat je te vertrouwen bent. Dreig daarom nooit met straffen die je niet kunt nakomen. Probeer juist om complimentjes te geven, zodat het meer zelfvertrouwen krijgt.

  • Doordat je kind snel afgeleid kan zijn, zal het niet alles onthouden van wat je zegt. Blijf je kind daarom duidelijk vertellen wat je van hem/haar wilt. Je kind kan in de war raken als dingen niet goed zijn uitgelegd. Bereid daarom ook onverwachte verrassingen of gebeurtenissen goed voor.

  • Zorg als ouders in de eerste plaats voor jezelf, alleen dan ben je sterk genoeg om voor je kind te zorgen.

  • Geef je kind nooit het voordeel van de twijfel! Je kind zal veel rare gedachten hebben en die ook vertellen. Vaak lijken ze onschuldig, maar pas daarvoor op! Je kind kan die gedachte zomaar tot uitvoer brengen.

  • Zorg ervoor dat je elke strijd wint. Je kind zal altijd overal de controle over willen houden. Bedenk iets waardoor je elke situatie wint.

bottom of page