Signaleringsplan.
Op deze pagina vinden jullie uitleg over een signaleringsplan. Voor een uitgebreide beschrijving van de visie en gebruik van het signaleringsplan klik je hier voor 'het werkboek signaleringsplan'.
Wat is een signaleringsplan?
Een signaleringsplan is een methodiek die als doel heeft ervoor te zorgen dat het optreden van een psychische crisis in de toekomst voorkomen wordt. Er bestaat geen garantie op succes, maar de ervaring uit het tweejarige project heeft ons geleerd dat een signaleringsplan wel degelijk zinvol is voor zowel cliënt als groepsleiding bij het voorkomen van een nieuwe crisis. Naast het signaleringsplan wordt er ook steeds meer gebruik gemaakt van de Triade-kaart of de crisiskaart die inzicht geven hoe te handelen bij een crisissituatie waarbij de client niet meer in staat is om aan derden uit te leggen wat er met hem of haar aan de hand is en hoe er het beste gehandeld kan worden om verdere escalatie te voorkomen.
Een signaleringsplan bestaat uit twee delen:
-
een beschrijving van de vroege voortekenen van een crisis in afzonderlijke fasen;
-
een beschrijving wat de cliënt, sociaal netwerk en groepsleiders het beste kunnen doen bij zo’n dreigende crisis in de afzonderlijke fasen die aan een crisis voorafgaan.
Terminologie die je gebruikt bij een signaleringsplan:
• Vroege voortekenen: dit zijn veranderingen in de beleving of het gedrag bij de cliënt die een naderende crisis aankondigen.
• Vroeg signalering: verwijst naar de inspanningen die verricht worden om de voortekenen van een crisis in een zo vroeg mogelijk stadium te ontdekken.
• Vroege interventies: zijn de acties die bij de vroege voortekenen per fase ondernomen worden.
Schematische weergave van een dreigende crisis
Wat zijn vroege voortekenen:
• Een dreigende crisis ontstaat meestal niet van het ene op het andere moment
• meestal zijn er al een aantal dagen of weken signalen zichtbaar die op een crisis wijzen
• dit zijn de vroege signalen (prodromen)
• het kan hierbij gaan om veranderingen in het denken, voelen of gedrag.
Handboek signaleringsplannen
De vijf uitgangspunten.
1. De belevingswereld van de cliënt is het vertrekpunt
In de verschillende fasen van het werken met een signaleringsplan is de belevingswereld van de cliënt het vertrekpunt van alle activiteiten door de groepsleider.
Dit betekent dat er aangesloten wordt bij:
• de dagelijkse realiteit van de cliënt (is er bijvoorbeeld sprake van achterdocht, wanen)
• de doelen die de cliënt zelf stelt (wat is zijn hulpvraag, wat is zijn toekomstperspectief)
• de ontwikkelingsfase: Intelligentie niveau, sociaal-emotionele ontwikkeling
2. Het signaleringsplan is een ‘plan op maat’
Vanwege het unieke karakter van iedere situatie is het noodzakelijk dat het signaleringsplan voor iedere cliënt individueel wordt opgesteld. Dit betekent dat er geen standaard signaleringsplannen ontwikkeld moeten worden (zoals dit wel bij verpleegplannen gebruikelijk is). Het signaleringsplan kan zodoende geheel afgestemd worden op de individuele situatie van de cliënt. Het maatwerk komt verder onder meer tot uitdrukking in de afstemming van het werktempo en de mogelijkheden van de cliënt.
3. Het werken met een signaleringsplan is een gezamenlijke activiteit van de cliënt, zijn sociaal netwerk en groepsleider / behandelaar.
Het opstellen van een signaleringsplan is een gezamenlijke activiteit tussen cliënt, zijn sociaal netwerk en groepsleider / behandelaar. In de voorbereidende fase is het belangrijk dat er geïnvesteerd wordt in de contacten met cliënt en zijn sociaal netwerk. Onderzocht dient te worden welke bijdrage éénieder kan leveren. Deze kennis is een belangrijke voorwaarde om in de volgende fasen de individuele benadering tot zijn recht te laten komen. Hiermee wordt ook inzichtelijke gemaakt wat éénieders mogelijkheden zijn. De directe betrokkenheid van het sociaal netwerk kan in het geding komen wanneer de cliënt hierin niet instemt, of omdat het volgens de aanmeldingsgegevens gecontra-ïndiceerd blijkt. Denk bij dit laatste aan: bijvoorbeeld ernstige verwaarlozing of mishandeling.
4. Het signaleringsplan behoeft voortdurend bijstelling
Een signaleringsplan dient voortdurend bijgesteld te worden op basis van actuele gegevens en de gezondheidstoestand van de cliënt. Een éénmaal opgesteld signaleringsplan mag daarom ook nooit gezien worden als een eindproduct. Van Meijel beschrijft de fase van voortdurende bijstelling als volgt: ‘het kan zijn dat in de loop van de tijd nieuwe gegevens beschikbaar komen over karakteristieke voortekenen, de patiënt kan nieuwe coping vaardigheden aangeleerd hebben die in het actieplan opgenomen kunnen worden, er kan uitbreiding of inkrimping van het sociaal netwerk plaatsgevonden hebben et cetera. Al deze ontwikkelingen zijn aanleiding het oorspronkelijke signaleringsplan te actualiseren’ (Meijel van, 2000).
5. Een positief waarderende houding van de hulpverlener
De SGLVG doelgroep omvat mensen met een (lichte) verstandelijke beperking die door een scala aan oorzaken de grip op hun leven zijn kwijt geraakt. Men is vastgelopen ten gevolge van de complexe problematiek van psychiatrische en/of gedragsstoornissen; de problematiek wordt vaak nog ingewikkelder gemaakt door een zeer beperkt sociaal netwerk en ontwrichte sociale relaties. Daarnaast kan er ook sprake zijn van risicovol gedrag waardoor men een gevaar is voor zichzelf of de omgeving.
Bij vroegsignalering en vroege interventie ligt de nadruk op het vergroten van de controle t.a.v. de psychiatrische en/of gedragsstoornis en over de gevolgen ervan voor het leven van de cliënt. Dit doel zal bij de meeste cliënten met vallen en opstaan bereikt worden. Cliënt, sociaal netwerk en groepsleider maken een leerproces door voordat de methodiek van vroegsignalering en vroege interventie succesvol kan worden toegepast. Onderzoek wijst uit dat mensen de beste leerresultaten bereiken wanneer de nadruk ligt op een positieve waardering van de inspanningen die geleverd worden om het gestelde doel te bereiken. Te veel aandacht voor de aspecten die niet lukken, leidt tot ontmoediging en demotivatie. De hulpverlener dient waardering te uiten voor alle inspanningen die door de cliënt geleverd worden om de methodiek van vroegsignalering en vroege interventie in de praktijk toe te passen.