top of page

Hallucinaties (ICIDH s 23.2)

Verpleegkundige diagnostische termen

Definitie: verstoring van de waarneming, geuit in denkbeel­dige waarnemin­gen die niet berusten op objectief waarneem­bare zin­tuiglijke prikkels.

Beïnvloedende factoren

a        neurologische aandoening

b        schizofrenie

c        psychose

d        dementie

e        druggebruik of -onthouding

f         alcoholgebruik of -onthou­ding

g        persoonlijkheidsstoornis

h        manie

i         delier

j         ernstige angst of paniek

k        ernstige stress

l         hoge koorts

Bepalend kenmerk

1        verwoorden van denkbeeldige waarne­mingen (gezichts-, gehoors-, gevoels-,         smaak-, reuk­waarnemingen)        

*         Aanwijzingen

2        luisterende houding zonder prik­kels van buitenaf

3        in dialoog gaan met niet-aanwe­zige personen

4        plotseling stoppen met spreken of met een hande­ling

5        gericht kijken naar zaken die niet objec­tief waar­neembaar zijn

6        verkeerd interpreteren

7        verstoorde realiteitszin

8        onbeïnvloedbare gedachte­gang

9        compenseren van hallucina­ties door bijvoorbeeld par­fum­doekjes, krabben, over­stemmen (bij het horen van stemmen)

10      onverklaarbaar gedrag

11      angst

12      achterdocht

13      agitatie

14      agressief gedrag

15      verstoorde concentratie

Verpleegdoelen

1        Cognitieve verpleegdoelen

1a      Toont in toenemende mate inzicht in en kennis over de eigen hal­luci­naties door deze te verwoorden.

1b      Verwoordt factoren die leiden tot hallucinaties.

2        Affectieve/sociale verpleegdoelen

2a      Geeft aan een vermindering van hallucinaties te ervaren.

2b      Geeft aan de hallucinaties als een onderdeel van de eigen per­soon­lijkheid te ervaren en accepteert dit.

3        Psychomotorische verpleegdoelen

3a      Zintuiglijke waarnemingen zijn reëel en verifieerbaar.

3b      Functioneert zonder zichtbaar last te hebben van hallucina­ties.

3c      Laat zien strategieën ontwikkeld te hebben om met de voor hem/h­aar negatie­ve gevolgen van hallucinaties te kunnen omgaan.

Verpleegkundige interventies

1        Directe zorg

1a      Opbouwen van een therapeutische relatie door de toewijzing van patiënten en het voeren van individue­le gesprekken.

1b      De patiënt op een rustgevende en angstreducerende manier be­nade­ren.

1c      De patiënt benaderen met een lage expressed emotion (terug­hou­dend­heid betreffen­de kritiek en betrokkenheid).

1d      Ondersteuning bieden in zelfzorgactiviteiten daar waar de patiënt door hallucinaties wordt belemmerd.

1e      Hallucinaties van de patiënt niet ontkennen, maar ook niet be­krach­tigen.

1f       De aandacht van de patiënt richten op het hier-en-nu.

1g      Afleiding aanbieden in de vorm van activiteiten.

1h      Zorgen voor een duidelijke dagstructuur en een evenwichtig dagac­ti­vitei­ten­programma.

1i       Spreken in eenvoudige en concrete taal, waarbij de gespreks­tijd be­grensd is.

1j       Corrigeren van gedrag dat voortkomt uit hallucinaties en dat niet accepta­bel is.

1k      Bij escalatie de patiënt separeren conform de opgestelde af­spra­ken.

1l       Op voorschrift van een arts verstrekken van medicatie.

1m     De patiënt motiveren tot het innemen van de medicatie.

  

2        Training

2a      Ondersteunen in het leren omgaan met geïdentificeerde be­­­­nv­oe­dende factoren.

2b      Aanleren van probleemoplossende methoden.

2c      De patiënt gedoseerd stimuleren om over ervaringen, belevin­gen en gedachten te praten.

2d      Ondersteunen in het inzicht krijgen in eigen hallucinaties en facto­ren die tot toename daarvan leiden.

2e      Voorlichting geven omtrent het gebruik van medicatie (inna­me, wer­king en eventuele bijwerkingen).

2f       Strategieën aanleren in het omgaan met hallucinaties; bij­voo­rbeeld het gebruik van een walkman, afleiding zoeken, zich terug­trekken.

2g      Het sociale systeem van de patiënt ondersteunen door uitleg te geven over de betekenis van de hallucinaties en de gehanteerde benade­ringswij­zen.

 

3        Beoordeling

3a      Observeren en rapporteren van het optreden van hallucinaties en de gevolgen daarvan, zoals angst, stress en contacten met ande­ren.

3b      Observeren en rapporteren van kenmerken en aanwijzingen waar­uit af­leidbaar is dat de hallucinaties toe- of afnemen.

3c      Observeren en rapporteren van de inname van medicatie, en de wer­king en eventuele bijwerkingen ervan.

4        Management van persoonlijke zorg

4a      Creëren van een veilig en beschermend leefmilieu.

4b      Voorzien en voorkomen van situaties die voor een toename van de hal­lucinaties zorgen.

4c      Zorgen voor één-op-éénbegeleiding.

4d      Zorgen voor een separeerkamer die klaar is voor gebruik.

4e      Ervoor zorgen dat de omgeving beperkingen van de patiënt ac­cep­teert indien de hallucinaties aanwezig blijven.

bottom of page